Zeeuwse mosselen: direct van de kweker. Eerlijk en vers. Daar draait het bij ons om. Met liefde en passie kweken wij al generaties lang op ambachtelijke wijze Zeeuwse mosselen. En daar zijn we trots op! Graag vertellen we je hier meer over.
Benieuwd naar hoe we de mosselen zo vers en duurzaam mogelijk in de winkel krijgen? Kijk op onze verpakkingen voor ons unieke verhaal. En een leuk extraatje: elke kweker deelt zijn favoriete mosselrecept!
Geniet van de lekkerste Zeeuwse mosselen!
“Ik heb het mooiste werk. Als je iets graag doet, gaat het vanzelf.”
“Je weet één ding zeker: dat je het niet weet.”
“Trots? Als ik mijn kinderen mee aan boord heb.”
“Je moet als mosselkweker goed tegen de onzekerheid kunnen.”
Vette & Verhaart BV
Korringaweg 47, 4401 NT Yerseke
P.O. Box 22, 4400 AA Yerseke
T +31 (0)113 57 14 51
sales@qualimer.com
administration@qualimer.com
‘HOEIENDAG. IK BEN JAAP.’
EEN VAN DE ZEEUWSE MOSSELKWEKERS.
“Ik heb het mooiste werk. Als je iets graag doet, gaat het vanzelf.”
Eerlijker dan mosselen krijg je het niet: puur natuur. We sproeien niet, we spuiten niet, we manipuleren niet. Het is zaaien, kweken en oogsten, de natuur z’n werk laten doen en goed ervoor zorgen. En dat proef je. Je zou het niet denken omdat ze zo lekker zijn, maar mosselen zijn heel gezond. Veel eiwitten en vitamines en weinig vet.
Ik wil de mossel zelf proeven dus ik maak ze het liefst klaar zonder poespas. Minstens 1x per week, voor mijn familie en/of vrienden. Mosselen eten is altijd gezellig. En makkelijk: want je kunt eigenlijk niets fout doen. Pannetje op tafel en klaar. Willen je gasten meer? Dan zet je zo een nieuwe pan op tafel. Altijd geslaagd.
Ik eet wat wij voor handen hebben, kleine of grote mosselen. De kwaliteit is altijd goed. Hoewel, ik heb toch voorkeur voor de grote. Maar dat is omdat ik dan eerder klaar ben met schoonmaken, ha ha. Het komt er door al het werk helaas meestal niet van om ze al aan boord te eten, helemaal vers, meteen uit het water. Moet ik binnenkort maar wel weer eens gaan doen.
Werken met puur natuur betekent ook: je overleveren aan de natuur. Dus als de natuur met je mosselen aan de haal gaat, kun je er niets aan doen. Dan is het uithuilen en opnieuw beginnen. Afwachten en hopen. Als het dan een jaar goed gaat, en je mag de hele dag op het water zijn, en je ziet de zon opkomen op het Wad … dan is dit werk het mooiste wat er is.
“Ik zat liever langs de waterkant dan in de schoolboeken”
Bij ons gaat het mosselkweken al jaren van vader op zoon. Ik ben volgens mij de 7e generatie. Mijn vader vaart nog wel eens mee, al is hij op leeftijd. En ik ging als kind al mee, vanaf de kleuterschool al mocht ik al mee, in alle vakanties. Ze moesten me de rest van het jaar eigenlijk altijd van de haven wegplukken, ik zat liever langs de waterkant dan in de schoolboeken. Ik speelde ook altijd in de haven, dat was echt mijn plek. Ze wouden me naar de mavo sturen, maar dat zat er niet in. Nooit gemist. Als je iets graag doet, gaat het vanzelf. En ik denk: als het niet in je zit, kun je dit vak niet leren.
Ik wilde als kind eerst ergens anders ervaring opdoen. Dus heb ik voor ik met mijn vader meeging eerst 5 jaar op een Noordzeekotter gewerkt, bij andere mensen. Zondagavond heen, vrijdagochtend weer thuis. Deed ik ook graag, was een leuke tijd. En heb ik ook weer andere dingen geleerd. Op een Noordzeekotter ga je dag en nacht door, ’s nachts vissen, de vis verwerken, na 2 uur komen de netten alweer boven. Maar uiteindelijk koos ik toch voor het mossels vissen, dat wou ik toch echt het liefst. Mosselen mag je alleen overdag vissen, dus je hebt op je kotter ook wat rustiger periodes.
We hebben percelen op Zeeland en op de Waddenzee, afgebakend met staken. Allebei zijn het mooie plekken, ik heb geen voorkeur, juist de combinatie maakt het leuk. Zo verdeel je ook je kansen, want je weet nooit wat er in de natuur gebeurt. Wij zijn boeren op het water, alleen hebben we geen invloed, we kunnen niet zoals boeren nog eens ploegen of wieden. Een boer zaait bijvoorbeeld aardappels en die kan nog wat bijsturen, wij kunnen helemaal niets.
“Hoop dat mensen zich bewust worden van hoe puur natuur de mossel is”
Ik hoop dat mensen zich ervan bewust worden dat het zulk eerlijk voedsel is, net zoals oesters, garnalen en kreeften. Niets mee gedaan, echt gezond. Ik zeg altijd maar: bij varkens en koeien weet je als consument niet wat ze er allemaal instoppen. Wij stoppen er niets in, dat kunnen we niet eens. Het is echt de natuur die je proeft.
Dat onvoorspelbare van de natuur is een minder aspect aan het werk, maar dat weet je van tevoren. Je moet wel voorzichtig wezen, want het kan altijd tegenzitten. Dus je moet af en toe een beetje risico nemen, maar niet te veel uitgeven. Zodat je een jaartje leien kunt. En dan is het puur geluk. Geluk als het meezit. En dan ben je misschien volgend jaar aan de beurt, je weet het niet. Punaises kun je er 1000 van inkopen en je kunt ze allemaal doorverkopen, maar je kunt 1000 mosselzaadjes kweken en je weet echt niet wat er overblijft.
Als het goed loopt, ben ik echt trots. Dat je het niet voor Jan met de korte naam doet. Als het november is weet je wat je hebt gedraaid, of je je onderhoud kunt laten doen. Of je er nog iets aan kunt verdienen nadat je je personeel hebt betaald.
De mooiste tijd van het jaar vind ik het voorjaar. April, mei, juni, dan is het langer licht, en dat licht is dan zo mooi op het Wad. Om dan te werken, in die natuur, het kan echt niet beter dan dat.
‘BEZJOER. IK BEN JACCO.’
EEN VAN DE ZEEUWSE MOSSELKWEKERS.
“Je weet één ding zeker: dat je het niet weet.”
Mosselen kweken is altijd onzeker, je bent afhankelijk van de natuur. Daarom zijn wij als een van de eersten op zoek gegaan naar duurzame alternatieven. Tegenwoordig zetten we lange touwen uit in het water, waar het mosselzaad aan blijft hangen. Dat geeft ons zekerheid dat we elk jaar kunnen oogsten. De zaadjes leggen we neer op percelen. Daar doet de natuur weer haar eigen werk.
Deze mosselzaadinvanginstallaties hebben we als pioniers helemaal zelf ontwikkeld. Er is geen ander land dat het zo doet. En ook hier heeft iedereen zo zijn eigen techniek bedacht om het zaad op te vangen. Dat vind ik mooi. Innoveren betekent investeren, maar we krijgen er een klein beetje zekerheid voor terug.
Als jongen zat ik al altijd aan de waterkant. Mijn vader en mijn opa visten. Oesters, kokkels, mosselen. Mijn vader is op een gegeven moment gestopt. En toen ben ik in loondienst gegaan op een mosselschip en zo ben ik bij Vette in dienst gekomen. Voor jezelf beginnen is in deze sector in deze tijd niet meer te doen. Alleen als je iets over kunt nemen kan dat. Maar daar gaat veel te veel geld in om. Vroeger had je veel meer kwekers, maar die zijn allemaal opgegaan in grotere kweekbedrijven. Maar ik klaag zeker niet. Op de 79 voelt het alsof ik een vrij man ben, alsof ik mijn eigen toko run. Werk in goed vertrouwen met Jan-Willem Vette en zijn vader, alles wat ik zie overleg ik met hen. Veel beslissingen neem ik ter plekke.
De onzekerheid van het mosselkweken, daar moet je mee leren leven. Je weet niet beter, dan dat je met de grillen van de natuur hebt te maken. Het ene jaar groeien ze niet, dan zitten er weer pokken op, dan heb je nog zeesterren. Of storm, ook zo een. Al die vijanden en dingen die fout kunnen gaan is wel eens moeilijk. Als je je best doet, en je bent 2,5 jaar keihard bezig en ze waaien weg, dan heb je al het werk voor niks gedaan. Of je bent bezig om te zaaien op een plek met weinig water en de storm is vroeg - is alles weg. Daar moet je wel eens een extra nachtje over slapen. Daar lig ik dan wel wakker van.
Als je jonge mosselen aan het begin van de cyclus kwijt bent, dan ben je een heleboel kwijt. We zijn veel aan het verplaatsen. Mosselen die wat droger liggen, moet je verplaatsen naar dieper: in het najaar hebben we het daarmee heel druk, om te zorgen dat ze de wintermaanden overleven. Wij varen in de winter niet uit. Vooral de kleinere moet je dan niet aankomen, die moeten in de wintertoestand kunnen blijven liggen.
We waren een van de eersten die mosselzaad gingen invangen in plaats van van de bodem te halen. Nu zijn we op punt gekomen dat het wel goed gaat, maar we hebben veel leergeld betaald in begin. Het ging echt met vallen en opstaan, uitproberen, bijsturen, maar nu zitten we op de goede weg. Inmiddels doet bijna iedereen het, maar toen wij ermee begonnen moesten we echt het wiel uitvinden. Kwekers die later zijn ingestapt wisten veel beter wat ze moesten doen.
Het invangen van mosselzaad is voortgekomen uit het feit dat geen zaad meer op de bodem viel – elk jaar sloeg het over, soms twee jaren niks. Bij twee jaar niet kunnen oogsten heb je echt helemaal niks. Wat je wel zeker weet, is dat de larven elk jaar in het water zitten en dat ze blijven hangen aan een ketting of een touw. Daarom is het idee van mosselzaadinvanginstallaties ontstaan. Om stabiliteit in de aanvoer te hebben. Inmiddels zijn we min of meer verplicht om op deze manier mosselen te kweken, onder druk van milieuorganisaties die de banken willen beschermen. Uit onderzoek blijkt trouwens dat een storm de banken veel meer schaadt dan wij. Maar daardoor vangen nu steeds meer kwekers het zaad op.
Helemaal in het begin vingen we het mosselzaad in op netten. Nu alleen nog op touwen. Kilometers lang, wel zes kilometer. Al die machines die we daar speciaal voor aan boord hebben, hebben we zelf zo’n beetje ontwikkeld op onze eigen manier. We vangen het zaad op de touwen en zaaien het zaad op de bodem. Dat is anders dan in andere landen met een hangcultuur, waar ze ook op de touwen zaaien. Daarom moesten we dus een heel eigen systeem puzzelen, we konden niets afkijken. Wij wilden dus alleen oogsten, en het liefst in een hoog tempo. We hebben groot schip, waar dus veel mossels op kunnen. Daarom was het doel: zo makkelijk mogelijk zo snel mogelijk. Aan de zijkant van het schip kunnen we ons nu vooruit trekken. We hoeven dus geen netten of touwen op te halen. Blij dat we dit nu hebben, stap voor stap beter. Echt innoveren. En je gaat maar 1 periode per jaar, dus elke keer gaat er een jaar over heen voor je de volgende stap kunt zetten.
De ruimte op de Oosterschelde en de Waddenzee is natuurlijk beperkt. Als je samenwerkt, gaat er minder ruimte verloren. Je moet het zo zien: als iedereen een tuintje heeft met paden ertussen, raak je een hoop ruimte kwijt aan niets. Als je samen gebruik kunt maken van het paadje, win je ruimte. Op dat gebied werken we dus samen met onze buren. De rest bepaal je helemaal zelf. Wanneer je oogst, wanneer je zaait. Beperkte samenwerking met eigen bedrijfsvoering.
Als het allemaal lukt en je hebt goede kwaliteit mosselen: dan heb je echt eer van je werk. We hebben nu een paar percelen die laatste tien jaar goed zijn, dus dat is mazzel. Mazzel, omdat je één ding zeker weet en dat is dat je het niet zeker weet. En je hebt weinig invloed. Aan sommige dingen kun je iets doen: als je zeesterren hebt, kun je de mosselen eraf dweilen met nylontouwen of in zoet water zetten, want dan gaan de zeesterren dood. Maar het echte resultaat is de natuur en dat moet je gewoon afwachten.
Juli en augustus vind ik de mooiste tijd van het jaar: de eerste lijnen oogsten en je consumptiemosselen leveren. Zien dat een stuk dood touw dat je in het water hebt gehangen in een paar maanden helemaal vol zit met levend zaad, prachtig toch? Je kunt de cyclus dan voortzetten en opzetten.
Onze kotter is gebouwd om de diepgang beperkt te houden om op de plaat te kunnen vissen. Dat was handig, want dan kon je verder dan de schepen die alleen diep konden. Hij is daardoor breed: 10 meter, omdat we wel veel draagvlak wilden. Maar tegenwoordig mogen we niet meer vissen op de droogplaten, dus eigenlijk is het ontwerp achterhaald. De huidige boten kunnen diep en snel.
De kunst van het kweken vind ik echt: van één schip zaad zes schepen mosselen maken. Stel je voor: er blijft van alle zaadjes ongeveer 2% over. Er gaan er zo veel verloren door al die vijanden. De kunst is dan om je zaad te zaaien op goede percelen, al biedt dat geen garantie. Maar uit de praktijk kan ik het steeds beter inschatten. Zand of gruis en schelpjes op een harde bodem, dan kunnen de zaadjes zich beter tegen de invloeden beschermen.
Dat je aan het begin grote mosselen hebt, want dan staan de restaurants, vooral in België, erom te springen. Als die goed zijn, dan ben ik blij. Die grote mosselen zijn dus eigenlijk overjarig, nog van het jaar ervoor. De kleine mosselen zijn in juli nog niet groot genoeg, die kunnen in september en oktober nog gevist. En dan daarvan weer een zwik verplaatsen naar een goed consumptieperceel, zodat je het jaar erop in juli grote mosselen hebt. En dan nog: je weet dan wel dat je grootste mosselen hebt, maar nog niet of er vlees in zit. Zoals nu met de schuimalg. Dat is echt vreselijk. 4.000 mosselton kwijt. Veel sterfte dit jaar, daar heeft iedereen last van.
Ik heb zo vaak het beste werk van de wereld. De momenten dat je met een vracht naar huis vaart. Meestal begin seizoen, uurtje of drie vissen, en dan met mooi weer naar huis varen. Aan het begin van het seizoen is het vroeg dag, dus je kunt vroeg gaan vissen, en dan al vroeg gaan varen. Ben je bijvoorbeeld om 14 uur klaar met vissen, zet je aan boord een pannetje mosselen op het fornuis, want iedereen heeft honger na het harde werken. Beetje diepvriesfriet erbij, dat kan allemaal hoor, aan boord. Het is bij ons van alle gemakken voorzien. Ik zou niets liever willen.
‘HEUJ. IK BEN MARINUS.’
EEN VAN DE ZEEUWSE MOSSELKWEKERS.
“Als boeren op zee, maar dan zonder invloed op je land.”
Ik ben een echte vakidioot geworden. Het is heerlijk om in en met de natuur te werken. Voor mij is mosselen kweken het mooiste beroep ter wereld. De vrijheid die je hebt, het kweken zelf, omgaan met de onvoorspelbaarheid van de natuur. Mijn kantoor is de stuurhut van mijn schip. Mijn uitzicht is altijd anders.
Mosselen kweken is echt een ambacht, maar dan zonder kweekschool. Je leert het van vader op zoon. Mijn voorouders visten al mosselen op, dat gaat bij ons honderden jaren terug. Het mooie vind ik: je ziet talloze producten in de winkel en overal is aan gesleuteld. Aan de mossel niet. Die blijft puur natuur.
Mijn vader deed het, mijn opa deed het, zijn opa deed het. Onze stamvader viste ook al op mosselen, nog geen kweek toen, maar dat gaat echt een paar honderd jaar terug. Ik wilde altijd al mosselkweker worden, maar ik dacht: ik doe eerst iets anders en als de oudere generatie van boord gaat, dan ga ik zelf aan boord. Ik wilde architect worden. Maar rond mijn 17e was ik klaar met school en had ik helemaal geen zin meer in studeren. Ik ben naar de visserijschool gegaan ging op mijn 19e aan boord. Spijt? Nooit gehad.
Soms heb je jaren met mindere kwaliteit, maar dat is ook de charme. Dat is met wijnen ook zo en dat maakt het altijd weer spannend. De natuur bepaalt het grootste deel van wat je doet. 10% kun je zelf doen: de mosselen goed behandelen, goed observeren, ingrijpen als het nodig is (zeesterren verwijderen), op tijd verzaaien, op de goede plek verzaaien (meer percelen). De andere 90% is afwachten en hopen.
Sinds ik aan boord ben (1990) houd ik een logboekje bij. Met wat ik doe en de resultaten. Met die cijfertjes ben ik aan het rekenen en doen, prognoses aan het maken, dat vind ik leuk. Maar dan nog, dan weet je niet veel. De natuur verandert constant, daar moet je op anticiperen. En de natuur laat zich niet dwingen, heeft altijd het laatste woord. Kun je van alles uitgedacht hebben, komt er een storm. Of zoals nu schuimalg. Heel je plan voor de komende jaren kan dan zo omver zijn. Terug bij af. Zo is het altijd al geweest, dus dat kan ik accepteren. Veel moeilijker te accepteren vind ik verandering door mensen. Door regelgeving mag je sommige dingen niet, wat prima is, maar als die dingen niet logisch zijn of slecht onderbouwd, dan vind ik dat echt moeilijk te accepteren.
In de zomervakantie voel ik me trots. Mijn twee zonen gaan dan mee aan boord. Ze zijn nu 13 en 17. Dat is echt het allermooiste wat er is. Ik probeer er geen druk op te leggen, dat heeft mijn vader ook niet gedaan. Maar je ziet het en je proeft het: het zit er gewoon in, ook weer bij mijn jongens.
Mijn dochters gaan ook wel eens mee, maar helpen liever mee in de winkel aan wal.
Als we voor anker liggen, ga ik met de cijfers aan de gang of probeer ik na te denken over nieuwe ideeën: hoe kan ik het werk makkelijker maken? Daar komen mooie dingen uit. Zo heb ik tien jaar geleden een zeesterrendweil bedacht. We waren altijd zo lang bezig om met twee of drie man die zeesterren van de mosselen af te halen, dat schoot niet op. Ik ging een beetje nadenken hoe we dat konden versnellen. Het viel me op dat ’s winters de zeesterren veel vaster zaten dan in de zomer. Dus: experiment aan boord met emmers met water met verschillende temperaturen. En wat bleek? In warm water lieten de zeesterren los. Hebben we een bak met water ontwikkeld die op temperatuur kan. Duurde even voor we de perfecte temperatuur hadden: warm genoeg, maar niet te veel energie verspillen. Je blijft een Zeeuw hè, dus je wilt de kosten zo laag mogelijk houden.
“Van proberen kun je leren”
Voor de Bru 36 hebben we een dweil van 4 meter gemaakt. De Bru 40 heeft meer ruimte en een kraan. Die zeesterrenbak is 6 meter.
Het is echt een verbetering: je laat je mossel rusten en je kunt toch de zeesterren eraf halen. Vroeger had je altijd een mix van zeesterren en mosselen en moest je op je knieën die zeesterren eraf halen. Nu gebruiken veel collega’s de dweil, het is echt een hype geworden. Ik verkoop zo’n idee niet, je moet elkaar als collega’s ook gewoon een beetje helpen, het is een kleine sector. Als iemand anders iets bedenkt, wil ik het graag ook kunnen gebruiken. Daarbij: hoe meer mensen het gebruiken, hoe beter het product wordt. Want meer mensen samen weten meer dan ik alleen. Ik zeg altijd: van proberen kun je leren.
Ook met de mosselzaadinvanginstallaties hebben we een eigen systeem ontwikkeld. In plaats van touwen hebben wij buizen. Het bestaande buizensysteem had buizen van 110 meter. Dat was altijd een enorm gedoe, die lengte. Een schip is maar 30 of 40 meter lang. Ik stond in mijn garage met een duimstok in de hand en dacht: hé, als ik nu iets maak waardoor die buizen kunnen inklappen, dat zou helpen. Heb toen met tentstokken een prototype gemaakt. Was een goede eerste poging maar al snel merkte ik dat de scharnieren te kwetsbaar waren. Nu heb ik de buizen wel los van elkaar gelaten, maar het netwerk dat eronder hangt loopt door. Patent op aangevraagd en het bleek inderdaad uniek. Mooi toch? We hebben nu drie buizen van 40 meter in plaats van één lange van 110.
“Ieder bedrijf maakt z’n eigen afwegingen”
En ook over de opslag hebben we nagedacht. Je moet die buizen opbouwen en afbreken, want de helft van het jaar moeten ze het water uit. Dat kost nogal wat vierkante meters aan opslag. Nu kunnen we de hoogte in, waardoor we heel veel ruimte winnen. We klappen ze op en maken er een soort piramide van.
We zijn de enigen die het zo doen. Anderen hebben gekozen voor boeien of touwen. Ieder bedrijf maakt zijn eigen afwegingen. We hebben ons schip er ook echt voor gebouwd. En anderen passen hun schip juist weer aan op een systeem met touwen.
We krijgen ook wel eens subsidie. De Bru 40 bijvoorbeeld heeft een oogstmachine die het zaad van de netten met veel water het schip in pompt. We scheiden het water van de mossels, anders komt er veel te veel water in het schip.
Ik eet ze heel graag, bij mijn kinderen is het verdeeld. Voor mijn vrouw maak ik ze altijd naturel klaar, traditioneel. Voor mezelf het liefst met spekreepjes, ui, tomaatje erbij. Dan de mosselen erbij, scheut witte wijn, peper en dan crème fraîche. Stokbrood erbij om de saus mee op te deppen. Smullen.
Bij de eerste goede vangst nodigen we familie uit. Dat begon met de ouders en oma, en nu komen mijn ouders en schoonmoeder, twee schoonzussen en zwagers en de kinderen erbij. Groot feest! Dat is echt een mooie traditie geworden.
‘HOEIENDAG. IK BEN WILLY.’
EEN VAN DE ZEEUWSE MOSSELKWEKERS.
“Je moet als mosselkweker goed tegen de onzekerheid kunnen.”
Afwachten en hopen. Het kost ongeveer twee jaar om van een mosselzaadje tot een mooie mossel voor consumptie te komen. Het zaadje wordt een halfwasmossel en groeit uit tot de mossel in deze verpakking. Tussendoor verzaaien we de mosselen een paar keer. En dan maar hopen dat er niets misgaat. Zoals een storm of zeesterren. Want met de natuur weet je het nooit.
Het kan dus tegenvallen of juist meevallen, je weet het van tevoren niet. Dat geeft altijd een leuke spanning aan ons werk. Soms heb je prachtig zaad dat je twee jaar lang verzorgt, maar dan is er toch sterfte. Dat is dan even slikken. Toch zou ik nooit iets anders willen doen.
Ik ben de 3e generatie, mijn zoon van 29 de 4e. Toen ik 21 jaar was ik al zelfstandig, dus ik weet van de hoed en de rand. Vroeger was je op mijn leeftijd al wel zo’n beetje op. Het was toen lichamelijk veel zwaarder. Ik ben nu 55 en heb nog wel wat jaartjes voor de boeg. Veel kwekers worden overgenomen, maar ik hoop dat ik een vrije kweker kan blijven tot het eind. Het risico is groot, dus het is hopen.
In de rustige maanden werken we aan de boot. Onderhoud, schoonmaak, een paar investeringen in het materieel zodat je niet voor verrassingen komt te staan.
Het rottige aan dit vak: er is altijd wat. Dit jaar is er behoorlijk veel sterfte vanwege de schuimalg. Daar kun je niets aan doen, iedereen heeft er last van, dat is het vak, dat hoort erbij. De mossels zullen door de sterfte helaas wel duurder worden, dat is balen voor de consument. Je bent de man als er weinig zijn en jij hebt voorraad. Maar zijn er een jaar heel veel mosselen, dan heb je misschien geen contract.
“Je kunt er niets aan doen, dat is de natuur”
Duitsland is een nieuwe speler op onze markt. De laatste jaren hebben zij eerder mosselen dan wij in Zeeland en op de Waddenzee. Dat is zuur, maar je kunt er niets aan doen. Dat kan ook weer veranderen.
Dat is meteen ook het leuke aan dit werk: er zit altijd spanning in. Elk jaar is het weer anders, en elke dag is anders. Het weer verschilt per dag en het licht kan zo mooi zijn. En die rust. Op de weg is het zo druk, ik moet er niet aan denken. Het blijft verrassen: het ene perceel doet ‘t het ene jaar goed, en het andere jaar dan weer niet. Dat is de natuur. Soms denk je dat je het kunt voorspellen, maar niets is minder waar. Soms is het zaad van het touw goed, maar worden het nooit goede mosselen voor de consumptie. Dat is dan even slikken.
De start van het seizoen vind ik de beste tijd van het jaar. Dan moet de klapper komen. De rest is dan bijzaak. Als je er in september niet bent, dan wordt het moeilijk. Je weet het dus nooit, het is altijd afwachten. En toch spreekt hier een blije kweker.